Soep in de hitte - Ilja Nijdam
Soep in de hitte - Ilja Nijdam
“Dus …” Senya hield een hand tegen haar voorhoofd en staarde met samengeknepen ogen naar het oosten. “Als ik vis wil eten, moet ik eerst dagenlang reizen?” Ze knipperde een paar keer en wendde toen haar blik af. Het was al te laat. Overal waar ze nu keek werd haar zicht belemmerd door een grote groengelige vlek. “Waarom heeft Sol zo’n verrekt rare rotatie?” mompelde ze.
“Hmm?” Naast haar roerde Ralin nog een laatste keer in de grote stenen pot, waarna hij de deksel er weer op deed.
“Niets.” Senya wuifde haar opmerking weg en keek naar de kleine stukjes gedroogde vis die tussen de kruiden op een snijplank lagen. Ze duwde met haar wijsvinger tegen de staartvin op de top van het bergje afval.
Ralin nam een scherp mes in zijn handen en begon met het snijden van het enige verse onderdeel van de maaltijd: het brood. “We zitten aan de rand van de woestijn. Hier groeit nauwelijks iets, dus ja, we moeten alles van ver halen en vis blijft niet zo lang vers.”
Terwijl hij uitlegde waarom maaltijden in het oosten van Elodie voornamelijk bestonden uit kruidige sausen met gebakken tarweproducten, pikte Senya stukjes van het lichte, zachte brood dat in een ovale vorm was gebakken. Het smaakte verrukkelijk, zelfs haar moeder kon niet zulk lekker brood maken. Zou het te maken hebben met de buitenlucht?
Aan boord van het schip dat haar – en de rest van wat overgebleven was van de mensheid – had beschermd tegen het stof dat de zon van Terra jarenlang had verstopt, was enkel geventileerde lucht geweest. Pas op Elodie had ze ontdekt wat frisse lucht eigenlijk betekende. In het begin had ze vaak last gehad van hyperventilatie, hier in het oosten van de nieuwe wereld ging het beter.
De droge lucht rondom haar voelde warm op haar rug en de soep vulde haar neus met overheerlijke aroma’s. Genietend staarde ze naar de geoefende handen van haar gastheer. De regelmatige inkervingen in het brood maakten het voor Ralin makkelijk om evenwijdige sneetjes te maken.
Ze stonden naast elkaar achter de stenen bar die aan de woning vast was gebouwd. Het was Senya al eerder opgevallen dat de inwoners van het resid Cyrina elkaar nauwelijks aankeken wanneer ze met elkaar praatten. Ze stonden altijd met hun rug naar de felle dagster gekeerd. Ze keek over haar schouder en wenste meteen dat ze dat niet had gedaan. “Aargh, die stomme Sol.”
Ralin grinnikte en opende de deksel opnieuw. Het water kookte en met enkele vlugge gebaren, waaruit bleek dat hij dit al jaren deed, schoof hij de stukjes vis en kruiden in de pan.
Intussen kon ze de meeste geuren herkennen. Ralin was een uitstekende leermeester en wanneer hij vond dat ze er klaar voor was, zouden ze in de richting van het hoofdresid Gard vertrekken. Ze wilde graag ervaring opdoen in het paleis. Zou het lijken op wat ze gelezen had in de keukenromannetjes die haar moeder had weten te redden van hun oude wereld? Vast niet. Elodie was zo ongelooflijk anders.
Ze had pas door dat Ralin haar afwachtend aankeek, toen zijn hand met de roerlepel iets te lang stil in de lucht bleef hangen. “Oh sorry”, stamelde ze vlug, terwijl ze de lepel van hem overname.
Tijdens de langzame, draaiende beweging die de ingrediënten mixte, somde Senya op wat ze rook: “Ik ruik … laurier, dat is dasna op Elodie en knazartenn.” Dat laatste onthield ze altijd vrij makkelijk. Het was tijm en betekende letterlijk: kruidige stokjes. “Ik ruik ook knoflook. Oh, en dille, dat is voor bij de vis, natuurlijk. Daarmee was het gemarineerd, nietwaar? Hoe heet dat ook alweer in het Elodisch? En zit er ook Selie in? Wij noemden dat altijd Peterselie.”
Goedkeurend knikte haar leraar. Ze had geleerd hoe de kruiden er als levende planten uitzagen, maar tijdens het bereiden van deze maaltijd had Ralin enkel de reeds gedroogde en gemalen blaadjes gebruikt. Ze had dus niet kunnen spieken.
Hij noemde nog een paar namen, die ze in haar hoofd vertaalde met zout, dragon en saffraan. De vis leek wel wat op witvis, tilapia misschien. Welke het precies was had ze nog niet kunnen ontdekken. Misschien moesten ze na deze leerperiode ook maar een tijdje aan de rand van de zee Aléma verblijven.
Toen de soep klaar was schepte ze voor zichzelf en Ralin een eenvoudige houten kom vol. De stukjes vis waren zacht geworden en dreven nu aan de oppervlakte. Voorzichtig doopte Senya een sneetje brood in het warme vocht. “Jullie eten veel warm hier, heb je juist niet meer zin in iets kouds?” Ze zaten op een kleed op de grond in de schaduw van de bar, maar af en toe voelde ze een druppeltje zweet over haar slapen druipen.
“Dat heeft meerdere redenen”, vertelde Ralin. In zijn stem lag nog steeds dat belerende toontje waar ze eerst zo erg aan had moeten wennen. Hij was niet veel ouder dan zij, maar toch was hij de meester en zij nog maar aspirant. “We hebben hier weinig mogelijkheden om eten te koelen en dus moet alles goed gegaard worden. We kunnen het natuurlijk koud laten worden, maar de hitte laat je makkelijker zweten en daarvan koel je af.”
Senya trok een gek gezicht. Afkoelen van heet eten, daar had ze nog nooit van gehoord. Maar, ze waren ook nog maar een paar dagen in Cyrina, wie weet zou het over een tijdje logischer klinken.
“Er zit ook rode peper in”, kuchte ze na een paar happen, toen het hete kruid haar keel verbrandde. Vast om haar nog meer te laten zweten. Ralin grinnikte weer en na een tijdje lachte ze mee. Na de rantsoenen waarmee ze was opgegroeid, was elk eten op Elodie hemels. Het had haar keuze voor een beroepsopleiding eenvoudig gemaakt.
Op een dag zou ze een beroemde Elodische kok zijn en dan zou zij naast een aspirant zitten en haar vragen de voordelen op te sommen van elk kruid dat ze kon benoemen.
Auteur: Ilja Nijdam